De blootstelling aan lasrook wordt in de regel gemeten middels een stofmeting. De monstername is bij voorkeur onder de laskap.
Gedurende de werkdag wordt een pomp gedragen en het monstermateriaal wordt verzameld op een filter (IOM/PAS6 of headset).
Dit wordt op een laboratorium terug gewogen.
Hierna wordt het resultaat getoetst aan de grenswaarde van 1 mg/m3.
De meting moet minimaal vijf maal uitgevoerd worden.
Hierna worden de resultaten getoetst conform NEN689:2018.
De resultaten moeten bij voorkeur < 20 % van de grenswaarde liggen om te mogen spreken van een beheerste situatie.